Het kunstmuseum

Het kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) is het kunstmuseum van de deelstaat Saksen-Anhalt. Opgericht werd het in 1885 als museum voor kunst en kunsthandel van de stad Halle (Saale).

Een halve eeuw eerder, in 1834, was hier in de intellectuele omgeving van de Martin Luther Universiteit Halle-Wittenberg in samenwerking met kunstliefhebbers de vereniging Hallescher Kunstverein opgericht. Na Dresden (1828), Frankfurt (1829), Braunschweig en Hannover (1832), was het samen met Halberstadt een van de eerste kunstverenigingen die in Midden-Duitsland werd opgericht, nog vóór Magdeburg en Kassel (1835), Leipzig en Darmstadt (1837), Wiesbaden (1847), Görlitz (1855) en Chemnitz (1860).

Eersteklas kunst in een buitengewoon bouwensemble

Uit een aanvankelijk kleine verzameling van schilderijen, grafieken en ambachtelijke kunstvoorwerpen uit de 19e eeuw, gepresenteerd in het Eich- und Waageamt am Großen Berlin, zijn de bestanden tot heden ontwikkeld tot een bijna universele verzameling van ca. 250.000 schilderijen, tekeningen, aquarellen, prenten, fotografieën, beelden, ambachtelijke kunstvoorwerpen en design, alsook munten, papiergeld en medailles.

In de eerste helft van de 20e eeuw behoorde het museum tot de richtinggevende musea voor de toenmalige hedendaagse kunst, de kunst van de klassieke moderne tijd. Tegenwoordig kunnen de bezoekers op de ca. 3.000 m2 binnen een fascinerende architectonische ambiance meer dan 500 voorwerpen bezichtigen.

Een unieke museumgeschiedenis

Pas met de verhuizing van het kunstmuseum van de stad Halle (Saale) naar het hernieuwde bouwensemble van de ruïne kasteel Moritzburg, begon in 1904 de geschiedenis van het museum op de tot op heden naam gevende plaats.
 

In het voorjaar van 1885 werd het stedelijk museum voor kunst en kunstambacht met een basisbestand van 19 schilderijen in het oude Eich en Waageamt am Großen Berlin in het zuiden van het centrum van de stad Halle (Saale) geopend. De particulier Franz Otto (1832-1901) uit Halle was tot aan zijn overlijden de eerste vrijwillige curator.

Na de voltooiing van de nieuwe museumruimten in de zuidvleugel van kasteel Moritzburg begon in 1904 in het zogenoemde Talamt de geschiedenis van het museum op de tot op heden naam gevende plaats.

In 1908 werd de kunsthistoricus Max Sauerland (1880-1934) naar Halle (Saale) gehaald. Met hem begint de systematische opbouw en uitbreiding van de collecties. Sauerlandt herkende dat hij met de grote collecties in Berlijn, Dresden of München niet kon concurreren, maar dat hij het museum wel kon ontwikkelen tot iets bijzonders, door zich op de kunst van de eeuwwisseling en het heden te concentreren.

Zo schiep hij in de nieuwe museumruimten in kasteel Moritzburg een tentoonstelling met een ambachtelijke kunstverzameling die overeenkwam met de nieuwste museale presentatieconcepten. Met zicht op de beeldende kunst stond Sauerlandt voor de opgave een concieze verzameling samen te stellen. Hiervoor kocht hij eerst werken van de Sezessionskunst (afgescheiden groep kunstenaars) omstreeks 1900 met schilderijen van o.a. Max Slevogt, Lovis Corinth of Max Liebermann.

Gericht op de kunst uit zijn tijd kocht hij in 1913 het ‘Avondmaal’ (1909) van Emil Nolde, een van de belangrijkste werken van het expressionisme. Met dit voortvarende museumbeleid maakte Sauerlandt het museum in Halle tot een van de leidende musea voor de in het keizerrijk officieel ontoelaatbare kunst van de moderne tijd. Na de oorlog ging Sauerlandt terug naar Hamburg waar hij de leiding van het museum voor kunst en kunsthandel overnam.

Na een interim-directoraat van het schoolhoofd van de kunstschool in de burcht Giebichstein, Paul Thiersch (1879-1928) volgde in 1926 Alois J. Schardt (1889-1955) als nieuwe officieel aangewezen museumdirecteur. Onder Thiersch werd de presentatie van de schilderijencollectie am Großen Berlin opgegeven en in 1921 werd ze verhuisd naar de koepelzaal, die reeds in 1917 was voltooid. Voor het eerst en nu definitief werden de collecties beeldende en toegepaste kunst in kasteel Moritzburg verenigd.

Schardt zette Sauerlandts profilering van de collectie die gericht was op moderne en hedendaagse kunst voort en voegde belangrijke punten van de abstracte kunst toe, zoals werken van El Lissitzky, Paul Klee en Wassily Kandinsky. Naast zijn vooruitstrevende collectiebeleid gaf Schardt met een innovatief presentatieconcept ook vorm aan de geschiedenis van het museum. Naast de introductie van het kunstlicht en de poging om een soort stijlneutrale kamerfolie te creëren voor de presentatie van de werken, experimenteerde Schardt met gekleurde muren die het effect van de kunstwerken op de toeschouwer moesten ondersteunen.

Meer nog dan Sauerlandt breidde Alois J. Schardt het bezit van het museum uit, door aankopen die het eigentijdse karakter van de collectie versterkten. Bijzondere vermelding verdient Lyonel Feininger, die tussen 1929 en 1931 als artiest in de residentie een atelier in de poorttoren van kasteel Moritzburg had. Vanaf de eerste opdracht om een aanzicht op de stad Halle (Saale) te schilderen, ontstond na intensief onderzoek over de stad een cyclus van elf schilderijen. De afbeeldingen van Halle, voltooid in 1931, werden door de stad aangekocht voor hun museum.

Was het kunstmuseum Halle tot 1933 een van de modernste musea in Duitsland, veranderde zijn reputatie na het grijpen van de macht door de nationaalsocialisten. De kunst van de moderne tijd gold nu als ‘ontaard’ en werd in heel Duitsland gediffameerd. Het ergst betroffen waren de musea die voor 1933 intensief toegewijd waren aan de hedendaagse kunst. Uit hun bestanden werden duizenden werken geplunderd. Meer dan 20.000 in beslag genomen werken documenteert de onderzoeksinstelling ‘Entartete Kunst’ tegenwoordig in Berlijn.

In 1936 werd Alois J. Schardt met pensioen gestuurd. Na een nieuwe interim in de personeelsunie als schoolleiding van de kunstschool in burcht Giebichstein nam in 1938 Robert Scholz (1902-1981) ook de leiding van het museum over. Met hem werd het eerdere museum van de moderne kunst nu door een van de leidende vertegenwoordigers van de nationale vleugel van de NSDAP bestuurd en vonden de werken van de nationaalsocialistische kunst toegang tot de collecties, waaronder werken van Werner Peiner, Fritz Klimtsch, Paul Mathis Padua en Karl Leipold.

In 1937 verloor het Kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) 146 van de als ‘ontaard’ geldende werken. Daarmee behoorde het museum kwantitatief weliswaar tot de minder getroffen musea, de beslaglegging trof echter het hart van het museum, zijn beroemde verzameling van de moderne kunst. Ieder werk waarop beslag gelegd werd is tot heden een onvervangbaar verlies! Na het tekeergaan van de nationaalsocialisten bleef enkel een fractie van een verzameling achter. Tot heden konden 14 werken weer worden teruggekocht; het laatste in maart 2017 met het blad ‘Abstieg’ (1925) een van de zeven in beslag genomen aquarellen van Wassily Kandinsky.

Fragmenten van de zogenoemde ‘Harry-Fischer-lijst’ met de in 1937 uit het Kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) in beslag genomen werken door de actie ‘ontaarde kunst’.

"Entartete" Kunst. digital reproduction of a transcript inventory prepared by the Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda, ca. 1941/1942 (V&A NAL MSL/1996/7) | London: Victoria and Albert Museum, January 2014 http://www.vam.ac.uk/entartetekunst

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog stond Gerhard Händler (1906-1982) als directeur van het museum voor de opgave het huis voor een heropening voor te bereiden. Het museum bestond echter niet meer in de oude vorm van voor 1933. Er was nauwelijks iets uit de voormalige reputatie van de collectie overgebleven.#

En zo kan er niets meer worden gewaardeerd, dan wat Gerhard Händler in 1947/48 voor elkaar kreeg: hij bouwde een nieuwe collectie op, volledig volgens de traditie van de verloren werken. Ook probeerde hij meer recente werken uit de jaren dertig en veertig op te nemen, o.a. van Alexej von Jawlensky, Ernst Wilhelm Nay of Carl Hofer, om de eigentijdse collectie te vergroten. In oktober 1948 werd het museum met een presentatie van oude en nieuwe collectiebestanden heropend.

In de loop van de cultuurpolitieke implementatie van het concept van socialistisch realisme en het daarmee samenhangende debat over formalisme, was er een onmiddellijke hernieuwde veroordeling van de moderne kunst en daarmee ook van het museumwerk van de voorbeeldige Händler. De regering beval hem “een bord op te hangen bij de ingang van de expressionistische kamers: ‘kunst over burgerlijk verval en benadering van nieuwe vormgeving’”. Händler verboog zich niet en verliet Halle (Saale) in richting Westen.

Na Händlers vertrek fusioneerde het museum Halle met andere musea in Saksen-Anhalt tot landelijke galerie. Als gevolg van de beleidsreformen in 1952 werd het museum hernoemd tot Staatliche Galerie Moritzburg. Het historische collectieprofiel werd uitgebreid en toegevoegd werd het nationale muntenkabinet en in 1987 de fotografie verzameling. Ondanks nationale bemoeienissen met het culturele bedrijf lukte het de directeur van het museum om overeenkomstig het profiel een mogelijk breed spectrum van hedendaagse kunst te verzamelen. Op deze wijze bleef het museum tot 1989/90 een van de belangrijkste musea van de voormalige DDR.

Sinds de vredige revolutie van 1989/90 heeft het Kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste Duitse musea. In 1966 werd het na 111 jaren communale verantwoordelijkheid veranderd in een landelijk museum. In 2003 volgde een structurele verandering in een stichting. Sinds 2014 is het museum deel van de culturele stichting Saksen-Anhalt, een van de grootste stichtingen van het land. Als Kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) heeft het zijn profiel als museum voor kunst in Duitsland uit de 20e eeuw aangescherpt.

In de in 2008 geopende moderne tentoonstellingshallen van het nieuwe gebouw presenteert het museum sinds 2017/18 zijn unieke bestanden van beeldende en toegepaste kunst in een moderne en nieuwe gewaagde enscenering van vijf delen langs de Duitse geschiedenis uit de 20e eeuw: kunst in de secessie, kunst in het keizerrijk, kunst in de Weimarrepubliek, kunst in het ‘Derde Rijk’, kunst in de SBZ/DDR. Met de laatstgenoemde secties is het museum in Halle het enigste kunstmuseum in Duitsland dat op basis van zijn collectiebestanden de kunst in deze twee politieke systemen vertoont.

Naast het aanscherpen van het profiel heeft het museum de afgelopen decennia continu zijn collecties uitgebreid. Naast aankopen behoren daartoe talrijke, vaak omvangrijke donaties en voorwerpen die langdurig in bruikleen zijn. Daaronder moeten vooral geleende voorwerpen uit de Franz-Marc-collectie van de familie Kracht en de artistieke nalatenschap van Einar Schleef naar voren worden gebracht.

Als kasteel van moderne kunst is het Kunstmuseum Moritzburg Halle (Saale) ook in de 21e eeuw een van de belangrijkste musea uit zijn tijd.